Zoals bij iedereen, wordt er regelmatig gevraagd wat voor werk ik doe. Met trots kan ik sinds enige tijd vertellen dat ik in opleiding ben tot oncologieverpleegkundige. De meest gehoorde reacties zijn: ‘goh, wat een heftig werk’ en ‘alle mensen die je spreekt gaan dood’.
Gelukkig gaan niet alle mensen met kanker dood. Er zijn veel curatieve mogelijkheden en ook door alle nieuwe soorten behandelingen wordt kanker in sommige gevallen een jarenlange chronische ziekte. Een goede ontwikkeling in de oncologie, maar van de kankerpatiënt zelf en hun omgeving vraagt dit aanpassingsvermogen. De onzekerheid van de ziekte en het proces blijven aanwezig, terwijl er aan de andere kant vreugde is gezien er sprake is van levensverlenging. Een veelgehoord item is nu dat de nazorg van kankerpatiënten en naasten onvoldoende is. Als de (curatieve) behandeling afgerond is, wordt de zorg in het ziekenhuis afgesloten en staat de patiënt er alleen voor terwijl vaak op dat moment de problemen naar voren komen. Alle hectiek rondom de behandeling is er niet meer, de stof daalt neer. En dan? Dan kom je tot nadenken en komt alles naar boven. Ik denk dat wij als oncologieverpleegkundigen hierin een grote rol kunnen spelen. Naast een luisterend oor, kunnen wij uitleg geven en vragen beantwoorden over de specifieke onderzoeken en behandelingen die zijn verricht. Door alle hectiek is dit vaak volledig langs hen heen gegaan en volgen de vragen achteraf. Het geeft rust als ze hier alsnog antwoord op krijgen. Het helpt hen om alles een plekje te geven. Zo nodig verwijzen wij door naar een andere hulpverlener als wij (psychosociale) problematiek niet kunnen oplossen.
Veel mensen die mijn verhaal horen, vinden het knap dat ik dit heb gekozen als mijn beroep, ook op mijn jonge leeftijd. Oncologie en palliatieve zorg hebben mij altijd aangesproken. Het past bij mij en daardoor lijkt het zo natuurlijk te gaan om in dit vakgebied te werken. Mensen kunnen van kleine gebaren of interventies al ontzettend genieten en dankbaar zijn. Daar kan ik weer van genieten en het geeft mij energie om door te gaan.
Soms prikken de tranen in mijn ooghoeken en grijpt het meer aan als anders.
Ik weet nog goed dat mijn stagebegeleiders in het vierde leerjaar van de hbo-V zeiden dat ze mij later in de oncologie en/of palliatieve zorg zouden terugzien. Mijn rustige houding en inlevingsvermogen vielen hen op. Hun vooruitziende blik klopt!
Natuurlijk zijn er heftige casussen, maar het lukt mij goed om hier op een goede manier mee om te gaan. Ik kan het meestal naast mij neer leggen en ik heb leuke hobby’s die zorgen voor afleiding. De balans (ja ja, daar is het balanceren weer) tussen werk en privé is hierin ook belangrijk. Helaas gebeurt het ook in mijn eigen omgeving dat ik te maken krijg met kanker. Het komt dan dichterbij en maakt op een andere manier indruk en houdt je op een andere manier bezig. Dat wil niet zeggen dat casussen tijdens mijn werk mij niet raken, maar het is dan toch net wat anders. Soms prikken de tranen in mijn ooghoeken en grijpt het meer aan als anders. Ik schaam mij hier ook niet voor. Ik ben ook maar een mens.